17 november 2015. Door: Karel Smouter
Vluchtelingen zijn onderwerp van menig nieuwsbericht, debat en analyse. Minder vaak komen ze zelf aan het woord. Met deze klacht meldde dichter en filmmaker Nafiss Nia zich bij ons. We vroegen haar – ervaringsdeskundige – te vertellen wat een vluchteling meemaakt nadat die zich in Nederland vestigt.
Het eerste Nederlandse woord dat ik leerde was goed. Het klonk vertrouwd. Goed ligt immers dicht bij zijn Perzische variant goeb. Ik voelde meteen dat het goed zou komen.
Maar eerst maar eens een docent vinden. Net als nu mochten asielzoekers die nog geen verblijfsvergunning hadden in 1992 niet naar school. Dus ging ik met drie andere asielzoekers op zoek naar een alternatief. Dat alternatief vonden we op loopafstand van ons asielzoekerscentrum, in de achterkamer van een kerk. Daar gaf een aantal gepensioneerde dames les met koffie, thee en een koekje erbij.
Ik heb daar niet alleen Nederlands geleerd, maar tevens de liefde voor de Nederlandse taal meegekregen. En geleerd hóé je een taal leert.
1. Pas op met (goedbedoelde) complimenten
Toen ik Nederlands leerde werd ik voor iedere zin beloond met een golf complimenten. ‘Wat spreek jij goed Nederlands!’ was de reactie. Waarna het gesprek in het Engels verderging.
Op een gegeven moment kwam ik erachter dat mijn Nederlands helemaal niet zo goed was als men me deed geloven. Het nadeel van de goedbedoelde complimenten was dat ik complimenten ook niet meer geloofde.
Ik zette een stap terug, vroeg mijn leraren om me te corrigeren wanneer ik een zin of een woord verkeerd gebruikte en probeerde vaker te luisteren dan te praten. In de trein of bus, op feesten en bijeenkomsten luisterde ik nauwkeurig naar de zinnen die anderen uitspraken en onthield ze soms letterlijk. Ook leerde ik voorbeeldzinnen uit de Van Dale uit mijn hoofd en schreef ik zinnen op die ik hoorde als ik naar Nederlandse televisieprogramma’s keek.
Nu zie ik hetzelfde gebeuren met nieuwkomers. Een getalenteerde dichteres die niet zo lang in Nederland woont, krijgt lovende woorden voor haar behoorlijk kromme zinnen. Misschien is het dus beter om voorzichtig te zijn met complimenten (hoe aardig ook), om de groei van een vluchteling niet in de weg te staan.
2. Heb geduld
Als je een taal krom spreekt, lijk je in de ogen van anderen minder intelligent. Je kunt geen gelijkwaardige dialoog voeren, waardoor je minder serieus wordt genomen en je kennis en kunde minder worden (h)erkend. Allemaal onbewust, maar het zorgt voor frustraties en ongewilde verwarring.
Neem het volgende voorval. Op een verjaardag vroeg een dame of ik vóór mijn vlucht iets over Nederland wist. Ik ging rechtop zitten en dacht haar te kunnen verrassen met mijn uitgebreide kennis over Nederland. Ik begon met de bekendste Nederlander: Vincent van Gogh. Ik vertelde dat ik alles over hem wist: over zijn werk, zijn kunststroming, zijn persoonlijke leed en zijn einde.
De dame in kwestie reageerde verbaasd. ‘Ik ken hem niet, weet je zeker dat hij Nederlands is?’ Op mijn beurt was ik verbaasd dat ze niet de grootste naam uit de Nederlandse kunstgeschiedenis kende. ‘Wat was zijn naam ook alweer?’ vroeg ze. ‘Wansan Wan Goog,’ zei ik, zoals je dat op zijn Perzisch uitspreekt. Ze schudde haar hoofd en keek me vol ongeloof aan. ‘Misschien is het een Belg, die worden vaak met Nederlanders verward, jammer genoeg!’
Van mijn kant de stelligheid dat Wan Goog zeker weten een Nederlander was, van haar kant de totale ontkenning. ‘Bestaat hij echt?’ Want ‘het zou toch kunnen dat er opzettelijk verkeerde informatie wordt doorgegeven op jullie scholen in Iran.’ Ze liep weg en vermeed de rest van de verjaardag ieder oogcontact. Terwijl ik steeds bozer werd omdat ze dacht dat ik een verhaaltje had verzonnen. Ik was niet eens toegekomen aan mijn kennis over Piet Mondriaan, Johannes Vermeer, Multatuli en – natuurlijk – Johan Cruijff.
Wat ik maar wil zeggen: goed Nederlands spreken houdt niet op bij het uitspreken van Scheveningen. Er is geduld nodig en openheid naar degene die je taal aan het leren is. ‘Het is niet niks om plotseling je eigen taal te moeten opgeven om vervolgens in een andere taal te gaan communiceren,’ zei mijn lerares Nederlands altijd.
3. Ga niet harder praten
Als een vluchteling slecht Nederlands spreekt, heeft het – hoe goed bedoeld ook – geen zin om harder te gaan praten. De woorden worden er echt niet begrijpelijker door. Wat wel helpt: gearticuleerd spreken. Als nieuwkomer moet je al je hersencellen aan het werk zetten om een zin te ontcijferen. Dat gaat beter met een duidelijke uitspraak.
Wat ook niet helpt (al gaat het soms bijna automatisch): in gebrekkig Nederlands antwoorden, zoals de vluchteling zelf ook spreekt. Dit zorgt er immers voor dat de taalvaardigheid langzamer groeit.
Deze fout heb ik zelf ook gemaakt. De Turkse groenteman bij mij om de hoek sprak niet zo goed Nederlands, en om mezelf verstaanbaar te maken, ging ik mee met de taal die hij gebruikte. De volgende dag sprak ik hem aan zoals ik met iedereen praatte. Tot mijn grote verbazing antwoordde hij: ‘Jouw Nederlands is veel beter geworden, goed zo!’
4. Geef taalles
Vijftig jaar geleden heeft de Nederlandse regering arbeiders geworven in Italië, Spanje, Portugal, Turkije en Marokko. Het leren van de Nederlandse taal werd hun opzettelijk onthouden, met de bedoeling dat ze niet zouden aarden en terug zouden gaan wanneer het werk gedaan was.
Maar ze bleven. Stichtten gezinnen en omarmden Nederland. Later klaagde men er voortdurend over dat er een enorme taalachterstand was bij de gezinnen van de gastarbeiders.
Daarom de oproep: onthoud vluchtelingen hun taallessen niet. Laat de vluchtelingen groeien, zodat ze volwaardig een bijdrage kunnen leveren aan hun nieuwe thuisland.
Bron: De Correspondent